Broeders van O.L. Vrouw van Lourdes
Ook wel Broeders van Goede Werken of Broeders van DongenDe Broeders van O.L. Vrouw van Lourdes of, zoals ze meestal in de volksmond genoemd werden, de Broeders van Dongen, werkten en woonden op verschillende locaties in ’s-Hertogenbosch. In en rond de stad waren enkele psychiatrische inrichtingen waar ze werkten: Reinier van Arkel in de stad, Huize Coudewater in Rosmalen en Huize Voorburg in Vught. Verder waren ze werkzaam in het St. Jozefgesticht, later het St. Jozefhuis, in het R.K.-Weeshuis in de Keizerstraat en in het pand ‘De 12 Apostelen’ in de St. Jorisstraat. Op deze locaties woonden oude mannen en werd voor arme jongens en wezen gezorgd.
Inleiding
De Congregatie van de Broeders van Goede Werken werd evenals de Congregatie van de Zusters van Barmhartigheid opgericht in het Vlaamse Ronse. De geestelijke Stephanus Modestus Glorieux (1802-1872) gaf de aanzet tot de oprichting. Rond 1830 was er in Vlaanderen, specifiek in de streek van Ronse, sprake van grote politieke en economische problemen. Door de toenemende industrialisatie in de textielnijverheid waren veel thuiswerkers werkloos geworden. Daardoor was een deel van de bevolking afhankelijk geworden van steun en bedelarij. Daarnaast was meer dan de helft van de bewoners analfabeet door gebrek aan onderwijs.De jonge onderpastoor Stephanus Glorieux trok zich het lot van de verpauperde bevolking aan. De oude vervallen St. Pieterskerk in Ronse mocht hij inrichten als onderdak voor bejaarden, wezen, zieken en krankzinnigen. De kerk diende tevens als school en als uitdeelpunt voor voedsel. Zijn werken financierde Glorieux met bedeltochten tot in Brussel toe. Een van zijn vaste morele en financiële steunen was de welgestelde mejuffrouw Depoorter. Zij kocht onder andere de pastorie van de St. Pieterskerk.
Dit gebouw werd het broederhuis van de Congregatie van de Broeders van Goede Werken die Glorieux in opdracht van de bisschop van Gent in 1830 stichtte. In 1835 werden zes broeders ingekleed, werd de regel vastgesteld en door Mgr. J. van de Velde, de bisschop, goedgekeurd. Glorieux stelde onder andere: ‘Liefdadigheid is alles en voor allen. De meerdere eer en glorie van God en het tijdelijk en geestelijk welzijn van den naaste, zie daar het doel van de nieuwe Instelling’. ‘Om dit doel te bereiken zal de Congregatie zich wijden aan onderwijs, vakopleiding, ziekenverpleging, krankzinnigenverzorging, zich bezig houden met werkverschaffing aan bedelaars en op verzoek der geestelijkheid ook met toezicht op arme huisgezinnen.’1 De broeders legden niet drie maar vier geloften af. Naast de geloften van armoede, zuiverheid en gehoorzaamheid beloofden de broeders zich met alle kracht toe te leggen op goede werken.
1. | W. Nolet, Katholiek Nederland deel II |